- van
- {{van}}{{/term}}1 [algemeen]de2 [m.b.t. tijd][vanaf, sinds] dès3 [m.b.t. materiaal]en⇒ de4 [m.b.t. bezitsrelatie]à♦voorbeelden:1 hij is van Amsterdam • il est d'Amsterdamvan dorp tot dorp • de village en villagevan dat geld kon hij een auto kopen • avec cet argent il a pu s'acheter une voituresigaren van vijf gulden • cigares à cinq florinshet hoofd van de school • le directeur de l'écolevan een bord eten • manger dans une assiettevan wie is dit boek? het is van Orwell • de qui est ce livre? il est d'Orwellvan achter • de derrièredaar niet van • il ne s'agit pas de çavan nabij • de prèsdrie van de vier • trois sur quatre2 van tevoren • d'avancevan toen af • à partir de ce moment-làvan voren af aan • dès le début3 een tafel van hout • une table en bois4 van wie is dit boek? het is van mij • à qui appartient ce livre? il est à moi¶ ik geloof van niet • je ne (le) crois pasik verzeker u van wel • je vous assure que sihet lijkt van wel • ça en a tout l'aireen jas met van die koperen knopen • un de ces manteaux à boutons de cuivre
Deens-Russisch woordenboek. 2015.